Samen naar school? Een lange zoektocht!
De behoefte aan ‘aangepast onderwijs’ van leerlingen bij wie het leren niet vanzelf gaat, ontstond al aan het einde van de 18e eeuw. Onder invloed van de Verlichting groeit het inzicht dat elk kind onderwijs nodig heeft om later volwaardig aan de maatschappij te kunnen deelnemen. Eerst bedoeld voor leerlingen met zintuiglijke en/of fysieke handicaps (dove en blinde kinderen). Later in de 19e eeuw worden er ook scholen gesticht voor leerlingen met een verstandelijke beperking.
Leerplichtwet
Met de invoering van de Leerplichtwet in 1901 groeit de maatschappelijke behoefte aan speciale scholen. Particuliere initiatieven en de inzet van individuele onderwijzers maken dat er nieuwe scholen worden opgericht. In de loop van de 20e eeuw komen er steeds meer aparte scholen voor leerlingen met diverse leer- en/of gedragsmatige beperkingen.
De school voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (lom), school voor moeilijk lerende kinderen (mlk) en de daaraan verbonden afdelingen voor in ontwikkeling bedreigde kleuters (iobk) zijn hiervan de meest bekende en snelst groeiende representanten.
Vanaf 1967 kunnen leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften tot hun 20e levensjaar in het buitengewoon onderwijs verblijven. In 1977 verandert het buitengewoon onderwijs van naam: (voortgezet) speciaal onderwijs.
Gedifferentieerd stelsel
Nederland heeft tot ongeveer de jaren ’90 van de 20e eeuw gebouwd aan het realiseren van een omvangrijk en gedifferentieerd stelsel voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften. In deze periode wordt de positie van het speciaal (basis)onderwijs niet geproblematiseerd. Men was er gewoon van overtuigd dat leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften beter af zijn in het speciaal (basis)onderwijs.
Met de introductie van zorgverbreding (jaren ’80), later Weer Samen Naar School (jaren ’90) en de leerlinggebonden financiering (LGF, dan wel het ‘rugzakje’ vanaf 2003) komt de nadruk in het beleid te liggen op wat de ondersteuningsbehoeften van de leerlingen zijn en wat ze wel kunnen leren.
De lom- en mlk-scholen gaan verder als speciaal basisonderwijs en worden ondergebracht bij het primair onderwijs. Het vo-deel van de lomschool wordt leerwegondersteunend onderwijs of een (bovenschools) orthopedagogisch-didactisch centrum. Het vo-deel van de mlk-school kennen we nu als praktijkonderwijs. Sinds 1998 bestaat het (voortgezet) speciaal onderwijs uit vier clusters.
Wet Passend Onderwijs
Na een uitgebreide evaluatie wordt in 2014 de Wet passend onderwijs ingevoerd. De verantwoordelijkheid voor passend onderwijs wordt belegd bij regionale samenwerkingsverbanden. De gezamenlijke schoolbesturen krijgen daarbij veel ruimte om passend onderwijs vorm te geven, afgestemd op de regionale situatie.
In de periode van Arie Slob worden de samenwerkingsverbanden geëvalueerd en worden 25 verbeterlijnen benoemd. Deze kleuren nog steeds een groot deel van de inzet op het verbeteren van passend onderwijs. Waarbij van deze 25 nu vooral inzet plaatsvindt op 7 prioriteiten waarover later meer.
En in 2016 ondertekent Nederland het VN Verdrag voor de rechten van mensen met een handicap. Met artikel 24 verbindt Nederland zich aan de ambitie om “het recht te erkennen van personen met een handicap op onderwijs. Teneinde dit recht zonder discriminatie en op basis van gelijke kansen te verwezenlijken, waarborgen zij een inclusief onderwijssysteem op alle niveaus en voorzieningen voor een leven lang leren.
En nu, na ruim 10 jaar inzet op passend onderwijs, verschuift de inzet zich naar inclusief onderwijs. Kort samengevat een verschuiving van het organiseren van een passend aanbod in de regio door een netwerk van scholen, naar een passend aanbod per school in een netwerk van ondersteunende partijen.
De positie van het gespecialiseerd onderwijs
Lecso, SBO Werkverband en sinds hun fusie, de Sectorraad GO, hebben zich altijd opgeworpen als een voorvechter van inclusiever onderwijs. Zoveel als mogelijk alle kinderen thuisnabij samen naar school. Door optimale samenwerking tussen regulier en gespecialiseerd onderwijs, in een netwerk van verbonden zorg en met inzet op het brede pedagogische klimaat.
In 2020 hebben we, met een aantal partners (de landelijke koepels van samenwerkingsverbanden, Sectorraad Pro en Stichting Platforms VMBO) onze ambities verwoord in de Inclusieversneller. In dit manifest beschreven wij wat wij als inclusie zien:
Daar waar mogelijk volgen alle leerlingen onder één aansturing en binnen één en dezelfde school hun onderwijs, als ware het een drie milieu voorziening. Onderwijs, jeugdhulp, zorg en vrije tijd zijn in en om de school georganiseerd.
Deze inzet hebben we consequent de afgelopen jaren gevolgd.
De uitdaging
In mei 2024 zal er in de Tweede Kamer een debat plaatsvinden over passend onderwijs. Daarbij zal OCW ook haar visie op inclusief onderwijs presenteren. De visie voor zover nu bekend lijkt verstrekkender dan waar we tot nu toe aan werkten: niet meer “zoveel mogelijk”, maar “alle”. En niet meer “een beweging naar” maar “gerealiseerd in 2035”.
Het is belangrijk dat we ook nu als Sectorraad GO, in afstemming met onze partners van regulier onderwijs en de partners om het onderwijs heen, hierop een standpunt innemen:
- Steunen wij de lijn dat alle kinderen thuisnabij samen naar school gaan?
- En als we die steunen, welke randvoorwaarden zien wij dan om dit met elkaar te realiseren?
- Als wij dit niet steunen, kunnen we zelf concreter maken wat wij bedoelen met “daar waar mogelijk”?
- En ook hier, welke randvoorwaarden zien wij om dan die lijn te kunnen realiseren?
Achter deze vragen liggen uiteraard allerlei overwegingen en andere vragen. Maar het voert nu te ver om deze alle hier te beschrijven. Daartoe is het ook beter om het gesprek met elkaar te voeren.
Wil je deelnemen aan dit gesprek? Meld je dan hier aan voor het teams-overleg op 26 februari.