Rekenniveau leerlingen (s)bo en so
Rekenniveaus van leerlingen in het (speciaal) basisonderwijs zijn gelijk aan niveaus vóór de coronaperiode, maar volgens de Inspectie van het Onderwijs nog altijd beneden de nagestreefde niveaus. Onderzoek van de Universiteit Twente wijst juist uit dat het rekenniveau nog net zo goed is als 20 jaar geleden.
Leerlingen in de laatste klas van het basisonderwijs (bo) en speciaal basisonderwijs (sbo) laten dezelfde rekenniveaus zien als leerlingen die in 2019 het bo en sbo verlieten. De rekenniveaus van deze schoolverlaters zijn daarmee op het niveau van voor de coronaperiode. Dat blijkt uit de peiling rekenen-wiskunde in het (speciaal) basisonderwijs en speciaal onderwijs. Dit keer werd voor het eerst gepeild in het speciaal onderwijs (so), onder schoolverlaters in voormalig cluster 4.
Referentieniveaus
Ruim 4 op de 5 basisschoolleerlingen (84%) behalen het fundamentele niveau 1F. Van basisschoolleerlingen beheerst 33% ook het streefniveau 1S. In het speciaal basisonderwijs is dit met respectievelijk 16% (1F) en 2% (1S) een stuk lager. De prestaties van de leerlingen in het speciaal onderwijs liggen tussen die van het bo en sbo in: in het so behaalt ruim de helft van de getoetste leerlingen (56%) 1F en 15% behaalt 1S. Voor leerlingen die doorstromen naar het vmbo-g/t, havo of vwo is het gewenst dat zij aan het einde van het primair onderwijs referentieniveau 1S behalen. De commissie Meijerink stelde in 2009 bij het opstellen van referentieniveaus dat 65% van alle leerlingen in het primair onderwijs (bo en sbo) niveau 1S zou moeten kunnen halen. In 2023 lagen de prestaties dus flink onder deze ambitie.
Lees ook het onderzoek van de Universiteit Twente Basisschoolleerlingen rekenen in 2023 nog net zo goed als 20 jaar geleden